SuppleMention.nl

Click here to edit subtitle

Het Hormonale systeem

Hormonen zijn stoffen die worden gemaakt in hormoonklieren. De klieren geven de hormonen af aan het bloed. Via de bloedbaan worden de hormonen vervoerd naar andere plaatsen in het lichaam om daar hun werk te doen.

Bekende hormoonklieren zijn: schildklier, bijnier, alvleesklier, eierstokken en zaadballen.

De schildklier is betrokken bij de stofwisseling (o.a. T3-T4), de bijnier bij stressregulatie (o.a. adrenaline en cortisol), de alvleesklier bij bloedsuikerspiegel (insuline) en de eierstokken en zaadballen bij de productie van geslachtshormonen (vrouw: oestrogeen en progesteron, man: testosteron). 

Hormoonklieren kunnen worden gezien als een soort thermostaat. Als er tekorten ontstaan worden stimulerende hormonen geproduceerd, als er overschotten ontstaan worden er remmende hormonen geproduceerd. Op deze manier probeert het lichaam in balans te blijven en zich aan te passen aan wat er op dat moment van het lichaam gevraagd wordt. Hormoonsystemen beïnvloeden elkaar ook sterk. Ze reageren op stijgende of dalende hormoonspiegels van andere hormoonklieren. Het is dus sterk de vraag of het nuttig is om bij bijvoorbeeld een te trage schildklier een medicijn te gebruiken die de schildklier stimuleert. De trage schildklier is namelijk een reactie op een proces dat gaande is in het lichaam. Zo is bekend dat cortisol stijging zorgt voor een daling van TSH (schildklier hormoon). Dit proces is bekend als de HPT-as. Door nu medicatief de schildklier te stimuleren tot betere werking, wordt niks gedaan met de oorzaak; het stijgen van de cortisolspiegel. Het kan best nodig zijn met medicatie even in te grijpen, maar dat moet niet het enige zijn wat gedaan wordt. Ook de oorzaak dient achterhaald en behandeld te worden. Alleen dan kom je tot een blijvend effect.

Een traag werkende schildklier kan een reden zijn dat mensen, ondanks een goed dieet en sporten, niet afvallen. Dat is uiteraard zeer frustrerend. Zoals eerder gemeld kan dit het gevolg zijn van een hoge cortisolspiegel. Maar er zijn meer redenen. De schildklierhormonen T3 en T4 worden vervoerd door het lichaam door zich te binden aan TBG (Thyroïd Binding Globuline). Dit tot percentages van boven de 99%. Als de plaatsen waar normaal T3 en T4 gebonden worden bezet zijn door andere stoffen, kan er dus minder T3 en T4 door het lichaam worden vervoerd. Hierdoor daalt de stofwisseling ook. Belangrijke stoffen die de plaats voor T3 en T4 in kunnen nemen zijn: oestrogeen, fluoride, chloride en bromide. Valt iemand niet af, ondanks goede lifestyle, is het dus zaak om te kijken of bij deze persoon bovengenoemde oorzaken kunnen spelen. Als dit het geval is, kan er een advies gegeven worden waardoor de kans van slagen, en dus wel afvallen, groter is.  

Dit is slechts een voorbeeld van hoe hormonen elkaar kunnen beïnvloeden. Er zijn veel meer voorbeelden in het lichaam, maar het gaat te ver om deze allemaal hier te beschrijven. Het achterhalen van de oorzaak is dus van evident belang om tot blijvend herstel te komen.